Breng de verlorenen thuis!

Jezus deed wat een goede herder behoort te doen. Jezus weidde de schapen en versterkte hen. Hij verbond de gewonden, genas de zieken en zocht de verlorenen en bracht de verlorenen thuis. Jezus gebood Zijn discipelen om Zijn voorbeeld te volgen. Hij gaf de gelovigen de opdracht om het evangelie te verkondigen in de gehele wereld. Waarom? Om de verlorenen te zoeken en hen thuis te brengen en te verzoenen met God, zodat zij deel zouden uitmaken van Zijn kudde. Maar brengen de gelovigen nog steeds de verlorenen thuis?

De herders van het huis Israëls misleidden en verstrooiden de schapen

Een kudde verloren schapen was Mijn volk, hun herders misleidden hen, naar de bergen voerden zij hen, van berg tot heuvel gingen zij, zij vergaten hun leger. Allen die hen aantroffen, verslonden hen, en hun vijanden zeiden: Wij laden geen schuld op ons; omdat zij gezondigd hadden tegen de Heere, de woonstede der gerechtigheid en de hoop hunner vaderen, de Heere (Jeremia 50:6-7)

Alhoewel de leiders van het huis Israëls veel kennis bezaten, door overlevering, kenden zij God niet en waren niet bekend met Zijn wegen. Hierdoor wandelden zij op wegen, die niet Gods wegen waren en verkondigden zij dingen, die niet tot de gerechtigheid en het leven leidden, maar tot de zonde en de dood. 

Kudde verloren schapen was Mijn volk herders misleidden hen Jeremia 50:6

Door de misleidende woorden en het gedrag en de levens van de leiders, die van God waren afgedwaald, was Gods volk van God afgedwaald (Lees ook: De geest van Eli).

De schapen waren verstrooid en gingen, net als hun leiders, hun eigen weg en lieten zich in met de vreemde volken en hun afgoden, heidense praktijken en rituelen en gewoonten.

Door hun onwetendheid en gebrek aan kennis omtrent de waarheid, dachten zij dat zij op de juiste weg wandelden en God behaagden (Lees ook: Elke cultuur valt weg in Christus). 

De herders hadden hun taak verzaakt. Zij waren te druk met zichzelf en bekommerden zich niet om de schapen en hun welzijn. Daardoor lieten zij de schapen aan hun lot over.

Zij trokken het zich niet aan als er een schaap was afgedwaald en was verdronken in water, in een afgrond was gevallen, gewond was geraakt of verslonden was door een wolf. En zo werd de kudde kleiner en kleiner (Lees ook: Vele herders leiden de schapen naar de afgrond).

De herders van het huis Israëls wilden niet luisteren naar God en Zijn profeten

God zag het allemaal aan en probeerde de herders te bereiken door Zijn profeten. Maar de hoogmoedige en halsstarrige herders wilden niet naar de profeten luisteren. Zij lieten zich niet corrigeren door de woorden van God en wilden zich al helemaal niet verootmoedigen voor de Heere. Dus brachten zij de profeten tot zwijgen door hen om te brengen, zodat zij de vermanende woorden van God niet meer hoorden (o.a. Ezechiël 34, Mattheüs 23:31, Lucas 11:47).

Eens in de zoveel tijd stond er iemand op, die wél luisterde naar de woorden van de profeten en het volk deed terugkeren naar God en op Zijn wegen deed wandelen. Maar vervolgens stonden er weer anderen op, die ontrouw werden aan de woorden en de wet van God en God verlieten en het volk daarin meenam.

Johannes bracht de verlorenen thuis

In die dagen trad Johannes de Doper op en hij predikte in de woestijn van Judea, en zeide: Bekeert u, want het Koninkrijk der Hemelen is nabij gekomen. Hij toch is het, van wie door de profeet Jesaja gesproken werd, toen hij zeide: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des Heeren, maakt recht Zijn paden (Mattheüs 3:1-3) 

Voordat Jezus Zijn taak als Herder op Zich nam en Zijn missie vervulde, kwam Johannes de Doper om de weg van de Heere Jezus voor te bereiden. 

bijbeltekst mattheüs 4-17 bekeert u want koninkrijk der hemelen is nabijgekomen

In de woestijn, gescheiden van het volk Israël, werd Johannes toegerust en klaargemaakt door God voor zijn taak en de boodschap, die hij zou verkondigen, namelijk, de komst van Jezus de Christus, de oproep tot bekering en de doop van bekering tot vergeving van zonden.

Johannes was de voorloper van Jezus en met zijn boodschap, die hij met zo’n formaliteit, ernst en gezag verkondigde dat de mensen daar wel naar moesten luisteren en gehoorzamen, riep hij de mensen op tot bekering en bracht Johannes veel verlorenen van het huis Israëls thuis (Mattheüs 3:1-12, Marcus 1:1-8, Lucas 3:1-20, Johannes 1:19-34). 

Behalve de leiders, die hoogmoedig en halsstarrig waren. Zij weigerden om zich te bekeren en zich te laten dopen. Johannes doorzag hun slechtheid en door zijn vrijmoedigheid schroomde hij niet om hen de waarheid aan te zeggen. 

Ondanks de kritiek en weerstand van de leiders, ging Johannes door met het werk, waarvoor hij was aangesteld door God en bracht Johannes de verlorenen thuis (Lees ook: Johannes de Doper, de man die niet boog).

Jezus, de Goede Herder

En het geschiedde in die dagen, dat Jezus Nazaret in Galilea verliet en Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen. En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen. En een stem (kwam) uit de hemelen: Gij zijt Mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik Mijn welbehagen (Marcus 1:9-11)

In tegenstelling tot de leiders van het huis Israëls, verootmoedigden Jezus, die besneden was op de achtste dag, Zich wél onder de machtige hand van God, door gehoor te geven aan de oproep van Johannes en zich door Johannes te laten dopen in water. En God zag het en had welbehagen in Zijn Zoon en de Heilige Geest daalde op Jezus neer (o.a. Mattheüs 3:13-17, Marcus 1:9-11, Lucas 3:21-22).   

Jezus ontving de Heilige Geest en de Heilige Geest leidde Jezus naar de woestijn. In de woestijn werd Jezus klaargemaakt voor de taak, waarvoor Hij was aangesteld, en het werk, waarvoor Hij was gekomen. 

40 Dagen lang, werd Jezus verzocht door de duivel. Maar Jezus liet zich niet misleiden door de woorden van de duivel. Jezus weerstond de duivel door de weerlegging van zijn woorden met de waarheid van God (o.a. Mattheüs 4:1-11, Marcus 1:12-13, Lucas 4:1-13 (Lees ook: Ik zal je de rijkdommen van de wereld geven).

En na 40 dagen, begon Jezus in de kracht van de Heilige Geest, aan Zijn missie. Jezus verkondigde het Koninkrijk en riep de mensen op tot bekering. Door Zijn woorden en werken, voedde Jezus de schapen, weidde de schapen, verbond de gewonde schapen, genas de schapen, zocht de verloren schapen en bracht de verlorenen thuis en uiteindelijk gaf Jezus zijn leven voor de schapen (Lees ook: De lijdensweg en bespotting van Jezus Christus).

Jezus bracht de verlorenen thuis

Ik Zelf zal Mijn schapen weiden. Ik Zelf zal ze doen neerliggen, luidt het woord van de Heere Heere; de verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken, maar de vette en krachtige zal Ik verdelgen. Ik zal ze weiden zoals het behoort (Ik zal ze weiden met oordeel sv (Ezechiël 34:15-16))

Ik ben de goede Herder. De goede Herder zet Zijn leven in voor Zijn schapen (Johannes 10:11)

Door Zijn woorden en werken bewees Jezus, dat Hij de Goede Herder is en dat Hij en Zijn woorden betrouwbaar zijn. Jezus was bewogen met de schapen en liet hen niet aan hun lot over. 

Ik ben gekomen tot de verloren schapen van het huis Israëls Mattheus 15:24

Jezus voedde en weidde de schapen met Zijn waarheidsgetrouwe, corrigerende en vermanende woorden, die van de Vader afkomstig waren.

De mensen luisterden naar Hem en stonden versteld over Zijn leer, want Jezus leerde hen als gezaghebbende en niet als hun schriftgeleerden (Mattheüs 7:28-29). 

En zo herstelde Jezus de kudde en bracht de verlorenen thuis.

Jezus gebood Zijn discipelen om Zijn voorbeeld te volgen.

Voordat Jezus terugkeerde naar Zijn Vader, gaf Hij deze verantwoordelijk aan Zijn discipelen. Jezus gebood hen, onder andere, om het evangelie in de gehele wereld te verkondigen en de verloren zielen thuis te brengen en hen te voeden en weiden met de waarheid van God, de ongeveinsde woorden van God, en discipelen van Jezus Christus te maken, die op Zijn weg wandelen (o.a. Mattheüs 10:27-28, Marcus 16:15-18, Lucas 24:46-49, Johannes 20:21-23).

De discipelen brachten de verlorenen thuis

Wat Ik u zeg in het donker, zeg het in het licht; wat gij u in het oor hoort fluisteren, predikt van de daken. En weest niet bevreesd voor hen, die wèl het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel (Matteüs 10:27-28)

Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld (Mattheüs 28:19-20)

De discipelen van Jezus, de gelovigen, namen deze verantwoordelijkheid op zich. Zij waren gehoorzaam aan de woorden van Jezus en deden wat Jezus had opgedragen om te doen.

Nadat zij de Heilige Geest hadden ontvangen, gingen zij uit, net als Jezus, om het evangelie van Jezus Christus en de weg van redding te verkondigen en de dwalende en verlorenen thuis te brengen. 

De boodschap van het evangelie van Jezus Christus en de weg van redding is niet veranderd. Ook de woorden en de opdracht van Jezus zijn niet veranderd. Deze gelden nog steeds voor alle gelovigen, die door het geloof en de wedergeboorte in Christus een nieuwe schepping; een zoon van God (dit geldt voor zowel mannen als vrouwen) zijn geworden en God toebehoren en als gehoorzame zonen van God leven en Zijn wil doen. 

Brengen de gelovigen de verlorenen thuis?

Elke gelovige behoort het evangelie en de ongeveinsde woorden van God te verkondigen, zodat verloren zielen gered worden. Want zonder de verkondiging van het evangelie, zullen vele zielen verloren gaan (Lees ook: Als Christenen zwijgen, wie zullen dan de gevangenen van de duisternis bevrijden?).

Als zielen niet gered worden, dan zijn zij verloren en zullen zij naar de hel gaan. En op de Dag van het Oordeel, wanneer een ieder naar zijn werken zal worden beoordeeld, zullen zij geworpen worden in de poel des vuurs. Want een ieder, die niet staat opgeschreven in het Boek des levens, zullen in de poel des vuurs worden geworpen en de tweede dood ondergaan (Openbaring 20:11-15).

En van hun bloed zullen sommigen rekenschap moeten afleggen, omdat zij niet gedaan hebben wat Jezus hen had opgedragen om te doen.

‘Wees het zout der aarde’

You Might Also Like

    error: Content is protected !!