Geef aan jouw naaste

Onthoud het goed niet aan wie het toekomt, terwijl het in uw macht is het te doenZeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug, morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt (Spreuken 3:27-28)

Wanneer er kennis of vriend naar jou toekomt en jou om een gunst vraagt, op een moment dat het voor jou niet goed uitkomt, geef dan aan die persoon waar het om vraagt. Wanneer jij datgene hebt waar de persoon om vraagt, zeg dan niet tot de persoon dat het nu niet uitkomt en dat de persoon de volgende dag of op een ander moment, moet terugkomen, maar geef het direct.

Jij weet niet of er nog een morgen komt. Niemand weet dit, dan God alleen. Jij kent ook niet de nood van de persoon, geef daarom.

Geef aan de mensen, die je op jouw pad krijgt

Jouw leven behoort Jezus toe en Hij heeft jou aangesteld als Zijn vertegenwoordiger. Hij zal mensen op jou pad geven, die een nood hebben en die naar een uitkomst zoeken. Jij bent op dat moment de enige die deze persoon kan helpen.

Zeg niet tot de persoon “Kom zondag maar naar de dienst.” Maar geef aan de persoon waar het om vraagt. Of dit nou een brood, een pak suiker, een gebed, genezing, een luisterend oor of andere hulp op geestelijk gebied is. Wanneer jij iets hebt, waar de persoon om vraagt, geef het en weerhoudt het niet.

Alles wat jij hebt, heeft Jezus aan jou gegeven. Hij heeft Zijn Heilige Geest gegeven. De Heilige Geest is niet voor jezelf bedoeld. Maar om het Koninkrijk van God kan vertegenwoordigen op aarde en datgene kan geven waar jouw naaste om vraagt. Dat is wat de grote opdracht van Jezus inhoudt.

‘Wees het zout der aarde’ 

Deel het artikel

You Might Also Like

    error: Content is protected !!